Angst en Paniek

Iedereen is wel eens gespannen of ergens bang voor. Dat is normaal. Angst is ook nuttig, omdat het ons waar- schuwt voor gevaarlijke situaties. Maar soms is de angst te hoog ten opzichte van het gevaar. En als de angst zo heftig is en zo vaak voorkomt dat u er last van krijgt in uw dagelijkse leven, spreken we van een stoornis. U kunt bijvoorbeeld op uw werk niet meer goed functioneren, of uw angst belemmert u bij uw relatie en sociale contacten. Er zijn verschillende vormen van angsten die voor kunnen komen en in deze brochure worden ze kort omschreven.

Cognitieve gedragstherapie bestaat uit twee onderdelen: gedragstherapie en cognitieve therapie. Gedragstherapie richt zich vooral op het veranderen van uw gedrag om zo de angst te overwinnen. Mensen met angststoornissen gaan dat waar ze bang voor zijn uit de weg. U heeft de neiging om te vermijden. Logisch, want u bent bang. Op de korte termijn helpt het ook om te vermijden, want u wordt minder bang. Maar op de lange termijn zorgt dit gedrag ervoor dat uw angst blijft voort- duren en zelfs groter wordt.

Daarom leert u in de gedragstherapie om stapje voor stapje, onder professionele begeleiding, uzelf bloot te stellen aan de dingen waar u bang voor bent. Zo kunt u langzaam aan wennen aan situaties die u moeilijk vindt. We noemen dat ‘blootstelling’ of exposure. U maakt samen met de therapeut een angstladder, ook wel angst- hiërarchie genoemd. Dat is een overzicht van situaties die u uit angst bent gaan vermijden. Deze maakt u in volgorde van de mate van angst: in welke situatie bent u het meest bang en in welke het minst? U begint te oefenen met de situatie die u het minst bang maakt, en gaat zo stapje voor stapje verder. U zult merken dat tijdens exposure de angst langzaam maar zeker af zal nemen en u weer meer gaat durven en doen.

Cognitieve therapie gaat over uw manier van denken. Mensen met angststoornissen denken vaak negatief en denken vaak dat de kans op gevaar heel groot is. U denkt misschien dat de kans dat u iets ergs overkomt heel groot is, of dat het heel erg is dat anderen aan u merken dat u bang bent. De vraag is of dat waar is? Zijn deze gedachten wel realistisch? Uw gedachten worden tijdens de behandeling onder- zocht en waar nodig gewijzigd. U leert door een dagboek bij te houden wat uw gedachten zijn, en hoe u deze kunt onderzoeken. Ook door te experimenteren met uw gedrag leert u gedachten te toetsen. Al doende kunt u zo komen tot gedachten die u helpen uw angsten te over- winnen.

Cognitieve gedragstherapie pakt dus uw gedrag én uw gedachten aan die u angstig maken en houden. Door dingen te doen veranderen uw gevoel en uw gedachten, en door uw gedachten te veranderen wijzigen uw gevoel en uw gedrag. Bij cognitieve gedragstherapie werkt de therapeut nauw met u samen om tot verbetering van uw klachten te komen. De therapeut sluit zo direct en zo concreet mogelijk aan bij uw problemen. Het is een actieve manier van behandelen: u moet in de therapie- sessies actief aan de slag, en daarnaast werkt u zelf aan uw problemen met huiswerkopdrachten.

Bron: brochure; angst en paniek VGCt